zondag 18 mei 2014

Ommen – Hellendoorn (21 kilometer)

De wekker in de trekkershut gaat om kwart voor acht. Beide bewoners hebben, zij het om verschillende redenen, niet zo’n beste nacht gedraaid. Foekje vond de matrassen wat aan de harde kant en Jan had, in zijn positie als topsleeper, last van een vervelende steekmug die te pas en te onpas -of eigenlijk alleen maar te onpas- langs kwam zoemen. Bovendien moest Foekje, na 2 biertjes genuttigd te hebben, een paar keer extra de hut verlaten, waardoor Jan in zijn, als hazenslaapje te kwalificeren, rust werd gestoord.

Het echte campingleven: ontbijt in een heerlijk zonnetje
En toen was het gas op
In de caravan is de nacht zonder opzienbarende problemen verlopen. Jan zet koffie en thee door gebruik te maken van het in het hutje geposteerde twee pits gasstelletje. Helaas is net voordat het theewater aan de kook komt de gasfles leeg en moet buurvrouw Tineke met de waterkoker bijspringen. Maar ‘lang om let’ zijn alle thermoflessen gevuld en eten we op het grote grasveld voor de caravan, in een heerlijk ochtendzonnetje, ons ontbijt.

Zonder fototoestel en GPS
Om tien uur vertrekken we van de camping, waar inmiddels de meeste kampeerders wakker zijn geworden. Via binnendoor-wegen en op de TomTom rijden we naar Hellendoorn en zetten Jan zijn auto op het parkeerterrein van de AH, midden in het dorp. Jan en Foekje halen de spullen die ze voor het wandelen nodig zijn uit de zwarte Focus en nemen plaats in de rode Focus om naar het startpunt van vandaag te gaan; de P+R bij het station in Ommen. Als we ongeveer halverwege Ommen zijn vloekt Jan binnensmonds: “Mijn fototoestel ligt nog in de auto”. Moeten we terug. Nee; zonder Jan zijn fototoestel kunnen we de etappe van vandaag best afleggen. Bovendien heeft Tineke haar digitale spiegelreflex bij zich. Tja, het is jammer maar meer niet. Ook zonder GPS dat naast het fototoestel in de auto ligt ligt zullen we vandaag onze weg wel vinden.

Oostenrijkse op de parking
Op de parking trekken we de schoenen aan. Naast ons staat een VW busje met een Oostenrijkse kentekenplaat. De mevrouw, waarschijnlijk eigenaresse en zeker de chauffeuse van het vehikel, klooit wat met de benzinedop die niet op slot wil. Als Jan er naar vraagt demonstreert ze het defect aan de dop. Jan wijst haar erop dat de omgeving van Ommen redelijk misdaadvrij is; een argument dat de Oostenrijkse er niet minder ongerust op maakt. Op een landkaart met een verhouding van 1:10000000 wijst ze ons de Archemerberg aan. Even twijfelt Jan of hij de opmerking over bergen en molshopen kan plaatsen, maar snel besluit hij zich hieraan niet te wagen. Je weet het immers maar nooit met Oostenrijkers. Als die Frau aus Österreich bergen zoekt had ze beter in eigen land kunnen blijven.

Daar komt 'ie aan: blauwe trein, blauwe trein, blauwe trein
Alweer een blauwe trein
Wij verlaten de parking om precies twee minuten over elf. We lopen naar de spoorwegoverweg om aldaar de route op te pakken. Het rinkelen van de bellen meldt dat de bomen van de overweg dicht gaan. De trein, van waarschijnlijk elf uur, heeft vier minuten vertraging. Jan heeft het fototoestel van Tineke overgenomen en draagt het ding als een soort van afweergeschut op zijn buik. Hij schiet de eerste foto’s van hoe Hotze, Foekje en Tineke, elk op hun eigen wijze, voor de passerende trein staan te wachten.
 
In ganzenpas door de natuur
108 Treden
Even later mogen we door. Via een achterafweggetje en wat interessante bospaadjes komen we bij een uitkijktoren. We besluiten dat het beklauteren van deze toren bij het traject van vandaag hoort en klimmen de honderdenacht treden naar boven. Jan roept dat hij vanaf deze hoogte de hele wereld kan overzien. Hij ziet zelfs Hotze en Tineke hun wandelstokken die beneden, naast een pijler van de toren, in het zand steken. Wat een uitzicht.
In het zuiden gloren de Archemer- en Lemerlerberg. Daar moeten we naartoe.

Daar moeten we naartoe
Nadat we wat drukkere wegen zijn overgestoken komen we bij een plek waar nogal wat drukte is. Er is namelijk een heel leuk uitzichtpunt op een dode arm van het riviertje de Regge. Als wij arriveren stappen de meeste, het merendeel fietsers, op en hebben we het uitzicht voor ons alleen. Nu ontfermen we ons over de notenkoek die Foekje, samen met de koek van gisteren, speciaal voor de wandelingen heeft gekocht. Het smulsel staat stijf van de calorieën die we er meteen weer af willen lopen. We stappen daarom maar weer snel op.

Koffie met koek en water; heel veel water
Klimmen en dalen
Twee kilometer later beginnen we heel voorzichtig aan de ‘beklimming’ van de Archemerberg. Het eerste stuk gaat heel geleidelijk omhoog. In de fietserij zou men het ‘vals-plat’ noemen; een begrip dat niet bij alle deelnemers bekend is. We passeren grote velden met Jeneverbesbomen. Als Tineke ze ontdekt worden ze meteen op de aanwezigheid van bessen geïnspecteerd. De conclusie is dat niet aan alle bomen bessen groeien en dat ze helaas nog niet rijp zijn. Langzaam gaat het verder omhoog.
Op een kruising van bospaden staat een waterpomp. Het water wat hiermee omhoog kan worden gepompt is niet geschikt voor menselijk gebruik. Desondanks laat Hotze de put borrelen door een flinke slinger aan het apparaat te geven. Tegen een hekwerk staat een fiets. Aan het model kun je zien dat de fiets van ausländische makelij is. En ja hoor. Als we even later op een informatiebord over de Sallandse Heuvelrug toelopen ontmoeten we de vrouw uit la Autriche. Zij heeft de ‘berg’ inmiddels beklommen en is zeer enthousiast over de omgeving. Kort komt nogmaals haar absoluut niet gedetailleerde, landkaart voor het licht en Jan wijst haar, ditmaal in het Duits, op wat andere bezienswaardigheden in de buurt. Andermaal, maar nu definitief, nemen we afscheid.

In zo'n waterpomp zit, ook als je er aan draait, geen muziek in
Voor ons begint de grote beklimming. Het laatste stuk naar de top is redelijk steil en is vaak in traptreden uitgevoerd. Bovenop de Archemerberg is het uitzicht fenomenaal. De Archemerberg is bijna 78 meter hoog en steekt ongeveer 60 meter boven het landschap uit. Door het ontbreken van enige begroeiing is het uitzicht 360 graden breed. Je kunt de hele provincie Overijssel overzien: in het westen zie je op 25 kilometer afstand de stad Zwolle liggen terwijl je aan de oostkant tot aan Enschede kunt kijken. We drinken er onze koffie, eten broodjes en genieten van het geweldige uitzicht. Op zo’n plek waan je je in het buitenland.

De echte beklimming moet nog beginnen. Er wordt dus nog gelachen
Het gaat even serieus omhoog
Statieportret met gele Brem
Met zo'n achtergrond wil iedereen wel op de foto
Scandinavische grond
De Archemerberg en de Lemerlerberg, die we later op deze route nog beklimmen, zijn ontstaan in de voorlaatste ijstijd; het Saalien. Het zijn stuwwallen die zijn ontstaan doordat het oprukkende landijs grote hoeveelheden bevroren zand, grind en klei voor zich uit duwde. Het doet Foekje en Jan goed te kunnen constateren dat ze weer op Scandinavische grond staan.
Wie naar boven loopt moet op een gegeven moment weer naar beneden
Nadat we de Lemelerberg zijn gepasseerd wandelen we het dorp Lemele in. Het is warm en een groot deel van de route tot aan Hellendoorn ontbreekt het ons aan directe schaduw. Ondanks dat we al redelijk getraind zijn merken we toch dat de warmte tersluiks energie aan het lichaam onttrekt. Het is vooral zaak te blijven drinken om daarmee het vochtverlies te compenseren. We besluiten om op het eerstvolgende bankje langs de route een korte pauze in te lassen. 

Een meneer met een 'dikke reet'
Kilometers lang kijken we uit naar een geschikte plek, maar het is alsof de duivel ermee speelt: geen bankje. Op een plekje waar een oudere vrouw op een bankje zit besluiten we aan te schuiven. Het is warm en de zon schijnt gemeen fel. Tineke en Foekje besluiten op de plaid in de schaduw van een boom te gaan zitten terwijl Hotze een weg wijzende paddenstoel als zetel gebruikt. Jan neemt naast de oudere vrouw plaats op het bankje.
Op een gegeven moment passeren twee dames op de fiets. De ene vrouw vraagt aan de andere of ze zich nog op de route bevinden. De tweede vrouw antwoordt dat ze dat niet kan zien omdat die meneer met zijn ‘dikke reet’ op de paddenstoel zit. Na een bestraffend maar grappig bedoeld: “Nou nou nou dames! van Jan fietsen de vrouwen lachend verder.

De dames op een plaid in de schaduw
Prachtige knotwilgen langs de route
We vormen het middelpunt
Wij gaan ook verder en wandelen richting het Overijssels kanaal dat al jaren niet meer bevaren kan worden omdat men er dijken met wegen doorheen heeft gegooid. De wind die over het water aan komt waaien geeft enige verkoeling. Via een lang en warm zandpad komen we op een punt wat het middelpunt van de provincie Overijssel is. Normaal verwacht je op dit soort punten in de route circusachtige taferelen, maar ditmaal houdt men het op een kleine paal met daarop bijna onleesbare woorden. Later vinden we er op internet een artikel over; ‘de plaquette’ wordt op maandag 26 mei onthuld.

Een lang en warm zandpad
We passeren de natuurcamping de Eelerberg die, door zijn afgelegen ligging, vooral Tineke haar aandacht trekt. Dat wordt een plekkie om te onthouden dus. En net voordat we een druk fietspad dreigen op te moeten slaat de route links af en volgen we een sloot die naderhand de Boksloot blijkt te zijn. Deze sloot, die in 1863 in opdracht van de steenrijke familie Meinesz is gegraven, was vroeger breder en was een soort van vaartje om de mest, afkomstig uit Zwolle en gebruikt voor de bebossing van de Eelderberg en de ontginning van de omliggende gronden, aan te voeren. Het Pieterpad loopt over het jaagpad van de sloot waarover de ‘stadsdrek’ (een mengsel van beer, huis- en veegvuil) werd aangevoerd. Het zal er toen ongetwijfeld ontzettend hebben gestonken, maar nu ruiken we gelukkig alleen het frisse groen in het beukenbos.

De Boksloot
Aan het einde van het slootje staat een bankje waar wij onze laatste thee drinken. Op deze plaats was vroeger een zwaaikom voor het draaien van de boten.

En hier was vroeger de zwaaikolk…..
Geen belvedère
We wandelen achter de villa Eelerberg langs; een landgoed dat door eerder genoemde familie Meinesz is gebouwd en wandelen daarna over de Eelerberg zelf. Deze heuvel van 38 meter hoogte heeft op haar hoogste punt de restanten van een door de familie gebouwde Belvedère. De vier grote stukken beton in de grond zullen de overblijfselen ervan zijn geweest.

Na een laatste sanitaire stop en een haakse bocht naar rechts komen we op een lange rechte weg die ons, zo doet het kerktorentje in de verte vermoeden, naar Hellendoorn voert. De kuierij door het kleine dorpje is kort. De zwarte auto staat in de schaduw van een grote kastanjeboom. De koelte is verkwikkend. Het fototoestel en de GPS liggen, zoals viel te verwachten, in het zijvak van de portier.

Patat uit Hardenberg
We stappen in en rijden terstond terug naar Ommen om de rode Focus op te halen en rijden dan direct door naar de camping in Diffelen. Voor de caravan, in een warm zonnetje, drinken een lekker koud biertje. “Wat eten we nog snel even?”, is de vraag. Als Jan en Foekje bij de dichtbij gelegen grote camping met restaurantfaciliteit patat en frikadellen proberen te scoren blijkt de camping en dus ook het restaurant gesloten te zijn. Ze besluiten door te rijden naar Hardenberg. Iets later dan verwacht keren ze met patat terug op de camping De Klashorst. Wandelen maakt hongerig.

De zwarte Focus vertrekt als eerste. De rode Focus met caravan volgt snel en staat om acht uur op de oprit van It Roer 7.

Wat was dit weer een vreselijk mooi wandelweekend.