De wekker in de trekkershut gaat om kwart voor acht. Beide
bewoners hebben, zij het om verschillende redenen, niet zo’n beste nacht
gedraaid. Foekje vond de matrassen wat aan de harde kant en Jan had, in zijn
positie als topsleeper, last van een vervelende steekmug die te pas en te onpas
-of eigenlijk alleen maar te onpas- langs kwam zoemen. Bovendien moest Foekje,
na 2 biertjes genuttigd te hebben, een paar keer extra de hut verlaten,
waardoor Jan in zijn, als hazenslaapje te kwalificeren, rust werd gestoord.
Het echte campingleven: ontbijt in een heerlijk zonnetje |
En toen was het gas op
In de caravan is de nacht zonder opzienbarende problemen
verlopen. Jan zet koffie en thee door gebruik te maken van het in het hutje
geposteerde twee pits gasstelletje. Helaas is net voordat het theewater aan de
kook komt de gasfles leeg en moet buurvrouw Tineke met de waterkoker bijspringen.
Maar ‘lang om let’ zijn alle thermoflessen gevuld en eten we op het grote
grasveld voor de caravan, in een heerlijk ochtendzonnetje, ons ontbijt.
Om tien uur vertrekken we van de camping, waar inmiddels de
meeste kampeerders wakker zijn geworden. Via binnendoor-wegen en op de TomTom
rijden we naar Hellendoorn en zetten Jan zijn auto op het parkeerterrein van de
AH, midden in het dorp. Jan en Foekje halen de spullen die ze voor het wandelen
nodig zijn uit de zwarte Focus en nemen plaats in de rode Focus om naar het
startpunt van vandaag te gaan; de P+R bij het station in Ommen. Als we ongeveer
halverwege Ommen zijn vloekt Jan binnensmonds: “Mijn fototoestel ligt nog in de
auto”. Moeten we terug. Nee; zonder Jan zijn fototoestel kunnen we de etappe
van vandaag best afleggen. Bovendien heeft Tineke haar digitale spiegelreflex
bij zich. Tja, het is jammer maar meer niet. Ook zonder GPS dat naast het
fototoestel in de auto ligt ligt zullen we vandaag onze weg wel vinden.
Oostenrijkse op de parking
Op de parking trekken we de schoenen aan. Naast ons staat
een VW busje met een Oostenrijkse kentekenplaat. De mevrouw, waarschijnlijk
eigenaresse en zeker de chauffeuse van het vehikel, klooit wat met de
benzinedop die niet op slot wil. Als Jan er naar vraagt demonstreert ze het
defect aan de dop. Jan wijst haar erop dat de omgeving van Ommen redelijk
misdaadvrij is; een argument dat de Oostenrijkse er niet minder ongerust op
maakt. Op een landkaart met een verhouding van 1:10000000 wijst ze ons de Archemerberg
aan. Even twijfelt Jan of hij de opmerking over bergen en molshopen kan
plaatsen, maar snel besluit hij zich hieraan niet te wagen. Je weet het immers
maar nooit met Oostenrijkers. Als die Frau aus Österreich bergen zoekt had ze
beter in eigen land kunnen blijven.
Daar komt 'ie aan: blauwe trein, blauwe trein, blauwe trein |
Alweer een blauwe trein
Wij verlaten de parking om precies twee minuten over elf. We
lopen naar de spoorwegoverweg om aldaar de route op te pakken. Het rinkelen van
de bellen meldt dat de bomen van de overweg dicht gaan. De trein, van
waarschijnlijk elf uur, heeft vier minuten vertraging. Jan heeft het
fototoestel van Tineke overgenomen en draagt het ding als een soort van
afweergeschut op zijn buik. Hij schiet de eerste foto’s van hoe Hotze, Foekje
en Tineke, elk op hun eigen wijze, voor de passerende trein staan te wachten.
108 Treden
Even later mogen we door. Via een achterafweggetje en wat
interessante bospaadjes komen we bij een uitkijktoren. We besluiten dat het
beklauteren van deze toren bij het traject van vandaag hoort en klimmen de
honderdenacht treden naar boven. Jan roept dat hij vanaf deze hoogte de hele
wereld kan overzien. Hij ziet zelfs Hotze en Tineke hun wandelstokken die
beneden, naast een pijler van de toren, in het zand steken. Wat een uitzicht.
In het zuiden gloren de Archemer- en Lemerlerberg. Daar
moeten we naartoe.
Nadat we wat drukkere wegen zijn overgestoken komen we bij
een plek waar nogal wat drukte is. Er is namelijk een heel leuk uitzichtpunt op
een dode arm van het riviertje de Regge. Als wij arriveren stappen de meeste,
het merendeel fietsers, op en hebben we het uitzicht voor ons alleen. Nu
ontfermen we ons over de notenkoek die Foekje, samen met de koek van gisteren,
speciaal voor de wandelingen heeft gekocht. Het smulsel staat stijf van de
calorieën die we er meteen weer af willen lopen. We stappen daarom maar weer snel
op.
Koffie met koek en water; heel veel water |
Klimmen en dalen
Twee kilometer later beginnen we heel voorzichtig aan de
‘beklimming’ van de Archemerberg. Het eerste stuk gaat heel geleidelijk omhoog.
In de fietserij zou men het ‘vals-plat’ noemen; een begrip dat niet bij alle
deelnemers bekend is. We passeren grote velden met Jeneverbesbomen. Als Tineke
ze ontdekt worden ze meteen op de aanwezigheid van bessen geïnspecteerd. De
conclusie is dat niet aan alle bomen bessen groeien en dat ze helaas nog niet
rijp zijn. Langzaam gaat het verder omhoog.
Op een kruising van bospaden staat een waterpomp. Het water
wat hiermee omhoog kan worden gepompt is niet geschikt voor menselijk gebruik. Desondanks
laat Hotze de put borrelen door een flinke slinger aan het apparaat te geven.
Tegen een hekwerk staat een fiets. Aan het model kun je zien dat de fiets van
ausländische makelij is. En ja hoor. Als we even later op een informatiebord
over de Sallandse Heuvelrug toelopen ontmoeten we de vrouw uit la Autriche. Zij
heeft de ‘berg’ inmiddels beklommen en is zeer enthousiast over de omgeving.
Kort komt nogmaals haar absoluut niet gedetailleerde, landkaart voor het licht
en Jan wijst haar, ditmaal in het Duits, op wat andere bezienswaardigheden in
de buurt. Andermaal, maar nu definitief, nemen we afscheid.
In zo'n waterpomp zit, ook als je er aan draait, geen muziek in |
Voor ons begint de grote beklimming. Het laatste stuk naar
de top is redelijk steil en is vaak in traptreden uitgevoerd. Bovenop de Archemerberg
is het uitzicht fenomenaal. De Archemerberg is bijna 78 meter hoog en steekt
ongeveer 60 meter boven het landschap uit. Door het ontbreken van enige
begroeiing is het uitzicht 360 graden breed. Je kunt de hele provincie
Overijssel overzien: in het westen zie je op 25 kilometer afstand de stad
Zwolle liggen terwijl je aan de oostkant tot aan Enschede kunt kijken. We
drinken er onze koffie, eten broodjes en genieten van het geweldige uitzicht. Op
zo’n plek waan je je in het buitenland.
De echte beklimming moet nog beginnen. Er wordt dus nog gelachen |
Het gaat even serieus omhoog |
Statieportret met gele Brem |
Met zo'n achtergrond wil iedereen wel op de foto |
Scandinavische grond
De Archemerberg en de Lemerlerberg, die we later op deze
route nog beklimmen, zijn ontstaan in de voorlaatste ijstijd; het Saalien. Het
zijn stuwwallen die zijn ontstaan doordat het oprukkende landijs grote
hoeveelheden bevroren zand, grind en klei voor zich uit duwde. Het doet Foekje
en Jan goed te kunnen constateren dat ze weer op Scandinavische grond staan.
Wie naar boven loopt moet op een gegeven moment weer naar beneden |
Nadat we de Lemelerberg zijn gepasseerd wandelen we het dorp
Lemele in. Het is warm en een groot deel van de route tot aan Hellendoorn
ontbreekt het ons aan directe schaduw. Ondanks dat we al redelijk getraind zijn
merken we toch dat de warmte tersluiks energie aan het lichaam onttrekt. Het is
vooral zaak te blijven drinken om daarmee het vochtverlies te compenseren. We
besluiten om op het eerstvolgende bankje langs de route een korte pauze in te
lassen.
Een meneer met een 'dikke reet'
Kilometers lang kijken we uit naar een geschikte plek, maar het is
alsof de duivel ermee speelt: geen bankje. Op een plekje waar een oudere vrouw
op een bankje zit besluiten we aan te schuiven. Het is warm en de zon schijnt
gemeen fel. Tineke en Foekje besluiten op de plaid in de schaduw van een boom
te gaan zitten terwijl Hotze een weg wijzende paddenstoel als zetel gebruikt.
Jan neemt naast de oudere vrouw plaats op het bankje.
Op een gegeven moment passeren twee dames op de fiets. De
ene vrouw vraagt aan de andere of ze zich nog op de route bevinden. De tweede
vrouw antwoordt dat ze dat niet kan zien omdat die meneer met zijn ‘dikke reet’
op de paddenstoel zit. Na een bestraffend maar grappig bedoeld: “Nou nou nou
dames! van Jan fietsen de vrouwen lachend verder.
De dames op een plaid in de schaduw |
Prachtige knotwilgen langs de route |
We vormen het middelpunt
Wij gaan ook verder en wandelen richting het Overijssels
kanaal dat al jaren niet meer bevaren kan worden omdat men er dijken met wegen
doorheen heeft gegooid. De wind die over het water aan komt waaien geeft enige
verkoeling. Via een lang en warm zandpad komen we op een punt wat het
middelpunt van de provincie Overijssel is. Normaal verwacht je op dit soort
punten in de route circusachtige taferelen, maar ditmaal houdt men het op een
kleine paal met daarop bijna onleesbare woorden. Later vinden we er op internet
een artikel over; ‘de plaquette’ wordt op maandag 26 mei onthuld.
Een lang en warm zandpad |
We passeren de natuurcamping de Eelerberg die, door zijn
afgelegen ligging, vooral Tineke haar aandacht trekt. Dat wordt een plekkie om
te onthouden dus. En net voordat we een druk fietspad dreigen op te moeten
slaat de route links af en volgen we een sloot die naderhand de Boksloot blijkt
te zijn. Deze sloot, die in 1863 in opdracht van de steenrijke familie Meinesz
is gegraven, was vroeger breder en was een soort van vaartje om de mest,
afkomstig uit Zwolle en gebruikt voor de bebossing van de Eelderberg en de
ontginning van de omliggende gronden, aan te voeren. Het Pieterpad loopt over
het jaagpad van de sloot waarover de ‘stadsdrek’ (een mengsel van beer, huis-
en veegvuil) werd aangevoerd. Het zal er toen ongetwijfeld ontzettend hebben
gestonken, maar nu ruiken we gelukkig alleen het frisse groen in het beukenbos.
De Boksloot |
Aan het einde van het slootje staat een bankje waar wij onze
laatste thee drinken. Op deze plaats was vroeger een zwaaikom voor het draaien
van de boten.
En hier was vroeger de zwaaikolk….. |
Geen belvedère
We wandelen achter de villa Eelerberg langs; een landgoed
dat door eerder genoemde familie Meinesz is gebouwd en wandelen daarna over de
Eelerberg zelf. Deze heuvel van 38 meter hoogte heeft op haar hoogste punt de
restanten van een door de familie gebouwde Belvedère. De vier grote stukken
beton in de grond zullen de overblijfselen ervan zijn geweest.
Na een laatste sanitaire stop en een haakse bocht naar
rechts komen we op een lange rechte weg die ons, zo doet het kerktorentje in de
verte vermoeden, naar Hellendoorn voert. De kuierij door het kleine dorpje is
kort. De zwarte auto staat in de schaduw van een grote kastanjeboom. De koelte
is verkwikkend. Het fototoestel en de GPS liggen, zoals viel te verwachten, in
het zijvak van de portier.
Patat uit Hardenberg
We stappen in en rijden terstond terug naar Ommen om de rode
Focus op te halen en rijden dan direct door naar de camping in Diffelen. Voor
de caravan, in een warm zonnetje, drinken een lekker koud biertje. “Wat eten we
nog snel even?”, is de vraag. Als Jan en Foekje bij de dichtbij gelegen grote
camping met restaurantfaciliteit patat en frikadellen proberen te scoren blijkt
de camping en dus ook het restaurant gesloten te zijn. Ze besluiten door te
rijden naar Hardenberg. Iets later dan verwacht keren ze met patat terug op de
camping De Klashorst. Wandelen maakt hongerig.
De zwarte Focus vertrekt als eerste. De rode Focus met
caravan volgt snel en staat om acht uur op de oprit van It Roer 7.
Wat was dit weer een vreselijk mooi wandelweekend.