Zoals een dag eerder kunnen we ook vandaag om acht uur aan
het ontbijt. Het lijkt een zaak van gewenning want het gaat er minder hectisch
aan toe dan een dag eerder. De koffiezetmachine en de waterkoker draaien
overuren om de thermos gevuld te krijgen. Een aantal tassen staat al onder de
trap in de hal en na het ontbijt worden de resterende valiezen van de
slaapkamers naar beneden gesjouwd. En nadat de genoten biertjes van het weekend
met de plaatsvervangend waardin zijn verrekend, gaan we naar buiten en pakken
de spullen in de desbetreffende vierwielers.
Zijaanzicht van de B&B "Bed en Breudje" in Asselt |
Rechts de 'huiskamer' waar het warm en gezellig was |
Het is negen uur. De zon staat al een eindje boven de
einder, maar het is frisjes. De grote jachthaven voor de B&B is helemaal
leeg. In de verte dobbert slechts een kano.
.... In de verte dobbert slechts een kano |
Eerst rijden we de finishauto naar zijn plek en omdat we
niet ver van de autosnelweg verwijderd zijn zitten we zo op de route naar
Maastricht. Bij afslag 11 draaien we af en zoeken met behulp van de TomTom de
juiste plek op. We parkeren de auto op een kleine parkeerplaats waar op dat moment
ook al andere auto’s geparkeerd staan. De uitdossing van de passagiers daarvan
doet ons vermoeden dat er in deze omgeving vandaag een wandeltocht wordt
georganiseerd. Stilletjes hopen we dat we daar onderweg geen (over)last van
zullen ondervinden.
Als we twintig minuten later de startauto op dezelfde plek
zetten als waar gisteren de finishauto stond, drinken we natuurlijk eerst
koffie. Hotze en Tineke moeten hun wandelschoenen nog aandoen, iets wat
gewoontegetrouw met enig ritueel gepaard gaat. Achter de auto, in een vaal
zonnetje en een zacht edoch fris windje, genieten we van de warme koffie. De
sfeer zit er weer goed in.
Het is frisjes, maar de koffie warmt ons meteen lekker op |
IJzeren platen
De aanvang van de etappe van vandaag gaat over dikke ijzeren
rijplaten die in een weiland zijn gelegd om zwaar landbouwverkeer ter
verhinderen het pad aan gort te rijden. Op deze manier houden we droge
schoenen. Ook zijn de koeienvlaaien makkelijker te herkennen dan dat ze in het
gras zouden liggen. Aan het einde van de verharding gaat het verder door het
hoge en natte gras van het weiland.
Het pad is soms maar moeilijk te onderscheiden |
De stad Roermond blijft in zicht met ervoor langs de drukte van de vierbaansweg |
We wandelen in de buurt van Remunj. De stad is op het punt
waar de Roer in de Maas uitmondt ontstaan en heeft op dit moment 57.000
inwoners. Roermond kreeg al in 1231 stadrechten en is sindsdien altijd een
belangrijke handelsstad geweest. Aan de overkant van de A73 zien we de
bebouwing van deze middelgrote stad; vele verdiepingen hoge flats en de 156
meter hoge zendmast domineren de Roermondse skyline.
Hoe sterk is de eenzame wandelaar die krom gebogen over het pad de heuvel op, zichzelf een weg baant (vrij naar "Jimmy" van Boudewijn de Groot) |
En precies op het moment dat we uitspreken de bebouwing en
de drukte beu te zijn slaat de route linksaf en verdwijnt ras in een strook
bebossing. Langs de Maasnielderbeek, een beekje in een oude bedding van de
Maas, stijgt het pad een aantal meters naar een hoger gelegen rivierterras. De
vele kuub bladeren op het pad zijn getuigen van een naderende winter. Maar van
die winter is qua temperatuur niet veel merkbaar. De temperatuur is gedurende
het halve uur dat we nu al wandelen al lekker omhoog gegaan. Het zonnetje staat
wazig aan de hemel.
Hier is al jaren lang geen trein meer gepasseerd |
IJzeren Rijn
Via leuke paadjes komen we weer uit in de bewoonde wereld.
Nou ja, bewoond is het ook weer niet; we komen namelijk uit op een
industrieterrein. Voor even lopen we langs de drukke N570 (Roermond-Keulen) tot
we de IJzeren Rijn oversteken. Bij het woord Rijn zou je aan water denken, maar
wat wij zien zijn spoorrails. IJzeren Rijn is een ontzagwekkende naam voor een
verroeste spoorlijn dat loopt van Roermond naar Mönchen Gladbach. Tussen 1879
en 1991 maakte dit spoor deel uit van de verbindingen tussen Antwerpen en het
Ruhrgebied. De spoorlijn zou concurrentie moeten bieden aan de Rijnvaart tussen
Rotterdam en Duitsland. De Belgen willen dat de IJzeren Rijn weer heropend
wordt en beroepen zich op een verdrag uit 1839. De Nederlandse overheid voelt
echter niets voor heropening omdat de spoorlijn door belangrijke natuurgebieden
loopt. Het gebakkelei over heropening zal nog wel even aanhouden.
Wij blijven even bij de spoorlijn staan kijken naar de in de
horizon verdwijnende rails. Als we er inderdaad niet voor voelen om de lijn
weer te gaan gebruiken, waarom ruimen we de rommel dan niet op?
..... en hier staat Remunj, maar dan in het ABN |
Hein krijgt er geen hoogte van
We wandelen Roermond in. Foekje wijst ons er als
een schooljuf nogmaals op dat we de stad ingaan door met een stok naar het naamplaat
bord te wijzen. Hein vormt in zijn eentje de kopgroep en is dan al verder
doorgelopen. Hij heeft last van zijn knie en doorwandelen is beter dan
stilstaan. Pas als we bij een modieuze fietsbrug een weg oversteken halen we
hem weer in. Maar dat komt omdat Hein op een bankje langs het fietspad is gaan
zitten.
Hoewel laat in het seizoen laat deze bloem zich nog het meeste opvallen |
Onderweg merkt Foekje op dat het land aan de ene zijde van
het wandelpad hoger ligt dan aan de andere kant. Waarop Hein koel vaststelt:
“Ja, je krijgt er geen hoogte van”.
We stappen de plaats Melick binnen. Het kerkdorp was tijdens
de Romeinse tijd al bewoond en werd aangeduid als Mederiacum en lag aan de
Romeinse weg Heerlen-Xanten. Het blijft heel bijzonder om over oude grond de
wandelen. Toen Melick nog Mederiacum werd genoemd stond Fryslân nog grotendeels
onder water.
Door Melick wandelend constateren we dat dit dorp weinig
oude gebouwen heeft. We delen de conclusie dat ook dit dorp tijdens de Tweede
Wereldoorlog zwaar geleden moet hebben. Na het dorp dalen we iets af en treden
het dal van de rivier de Roer binnen. We dalen af de Roervalei in.
Foekje haar telefoon gaat. Het is Jan zijn nicht Desiree, die zoals de trouwe lezer van deze weblog zeker nog weet te herinneren, gisteren heeft beloofd ons langs de route te trakteren op echte Limburgse vlaai. “Hoe
laat zijn jullie in Sint Odiliënberg?”, wordt er gevraagd. “Twaalf uur”,
antwoordt Jan die de telefoon heeft overgenomen. Dat wordt straks genieten. We
verheugen ons er met z’n allen op. Het valt Jan op dat het wandeltempo stiekum iets omhoog gaat. Of heeft 'ie zich dat ingebeeld?
In de verte ligt Sint Odiliënberg. Verbeeld ik me of gaat het tempo echt omhoog |
Is dit het?
Het landschap wordt vlakker en bebouwing ontbreekt. Het water in de Roer kan winters soms behoorlijk stijgen. Wel groeien er
veel populieren die vroeger werden gebruikt voor het maken van manden en
klompen. De hoogte van de bomen geeft ons de indruk dat van het hout geen
gebruik meer wordt gemaakt. Tenen manden worden immers niet meer gebruikt en
wie draagt er vandaag de dag nog klompen?
Van de kronkelende rivier ontbreekt elk
spoor. Pas als we bij Sint Odiliënberg een watertje oversteken wordt hij aan
ons gepresenteerd. “Dit is’t?” is de teneur van de reacties van het
wandelgezelschap. Het is een smal watertje, edoch stevig stromend, dat zijn weg
naar de Maas zoekt. De brug over de Roer biedt ons een prachtig uitzicht op de Sint
Odiliënberg en haar Sint Petrusberg waarop de basiliek van de H.H. Wiro,
Plechelmus en Odgerus is gebouwd.
De basiliek van Wiro en zijn maten |
Echte Limburgse vlaai
Alhoewel de route ons niet direct langs de basiliek voert
willen we er toch een kijkje nemen. En net op het moment dat we van de
voorgeschreven route afwijken passeert ons een zwarte auto die even verderop
stopt. Uit het luxe voiture stappen Jan zijn nicht en neef Desiree en Rob.
Desiree pakt vanachter uit de auto een mand waarin twee dozen met overheerlijke
vlaaien zitten. Het is een gezellig en smakelijk weerzien en een intermezzo op
het juist ingeschatte moment. Het is twaalf uur. Omdat het mooi en zonnig weer
is kunnen we lekker buiten zitten. De uitbater van het café aan de overkant van
de straat moet lijdzaam toezien hoe er omzet aan zijn neus voorbij gaat.
Lekker in het zonnetje genieten van heerlijke vlaai |
De familieleden praten honderd uit, maar het wordt tijd om
op te stappen. We nemen afscheid van de Roermondenaren, maar niet voordat Jan
en Foekje beloven de volgende keer, als ze in Limburg zijn, een sûkerbôle voor
Rob en Desiree mee te nemen. Al claxonnerend rijden ze even later weer aan ons
voorbij.
Wiro, Plechelmus en Odgerus
De basiliek staat bovenop een heuvel. Vroeger heette Sint
Odiliënberg Petrusberg, maar in 1222 werd de naam veranderd in Montis Beatae
Odillae. De basiliek is toegewijd aan de heilige Wiro,
die hier met zijn reismakkers Plechelmus en Odgerus al eind 7e eeuw of begin 8e
eeuw het evangelie verkondigde. Het is een imposant gebouw dat, naar men zegt,
een van de mooiste romaanse kerken van Limburg is.
Deze beeltenis hangt boven de 'voordeur' |
Boven op de heuvel, achter de basiliek, is een kleine begraafplaats |
En niet alleen de kerk is imposant. In de omgeving van
Sint Odiliënberg is enkele jaren geleden een boerderij uit ca. 4.300 jaar voor
Christus ontdekt. Het is de oudst bekende nederzetting op Nederlandse
zandgronden. Slechts op de lössgronden in zuid Limburg was er eerder sprake van
landbouwactiviteiten (ca. 5.300 vChr.). Wat is een mensenleven nietig in tijd,
als je deze jaartallen door je gedachten laat spelen. Meer dan 7.000 jaar
geleden.
We wandelen door Sint Odiliënberg en passeren een wijkje
dat als ‘Zittard’ bekend staat. Een volgende etappe zullen we een ander Sittard
passeren maar, zoals de attente lezer is opvallen, wordt dat met een “S”
geschreven. En het ligt nog 30 wandelkilometers van hier verwijderd.
Met dit mooie weer lijkt het wel zomer. De kleuren van de bladeren vertellen dat het toch echt herfst is |
Alweer een misser
Meteen na het dorp schieten we het bos in dat op een oude
stuifduingordel uit de voorlaatste ijstijd ligt. Alweer wandelen we over oude
grond. Het is een minder interessant bos waarin we, ondanks tijdige
aankondiging door Hotze, ook nog eens Jantjes Blokhut zonder het op te merken
voorbij lopen. Alweer hebben we een bezienswaardigheid gemist.
De paden zijn op sommige plaatsen drassig zodat we hier en
daar een detour moeten maken om droge voeten te houden. Het is druk in het bos.
Overal zien we lintjes hangen, ten teken dat er ergens een wandeltocht is
georganiseerd. Zo nu en dan komen we clubjes wandelaars tegen die we, licht
mishaagd vanwege de drukte op het pad, toch vrolijk groetend passeren. Als ons
pad zich middels een haakse bocht van de wandeldrukte afscheidt is het bos
plotseling weer van ons alleen.
Net voor Montfort steken we de Vlootbeek over die in 1650
is gegraven om het water van de moerassen rondom Montfort af te voeren. Door de
eeuwen heen zijn deze moerassen ontgonnen en voor landbouw geschikt gemaakt. Het
is frappant dat de landen rondom Montfort tegenwoordig last hebben van droogte.
Heel bizar.
Door het etaleren van een paar grote -nagemaakte-
geldstukken probeert de plaatselijke VVV aan de toerist duidelijk te maken dat
ook het gebied rondom Montfort aan het Romeinse Imperium heeft toebehoord. In
de verte zien we Montfort liggen. De bomen langs de weg bieden gelukkig enige
schaduw; het is warm in het zonnetje.
Lelijkste kerktoren tot nu toe
In Montfort wandelen we langs de meest lelijke kerktoren
die we tijdens onze Pieterpadwandelingen tot nu toe hebben zien staan. Het
heeft meer weg van een slangentoren van een brandweerkazerne dan van een
kerktoren. Het is een afschuwelijk ding en daar zijn we unaniem over. Er is
geen enkele reden om in Montfort halt te houden. Het in de middeleeuwen zo
belangrijke dorp was het zuidelijkste bolwerk en bestuurscentrum van het
hertogdom Gelre. Het dorp, dat aan het einde van de tweede wereldoorlog aan de
Duitse kant van de Maaslinie lag, is nagenoeg geheel van de kaart geveegd.
Bij het uitlopen van het dorp zien we de ruïnes van
kasteel Montfort. Een slot, dat is gebouwd in 1260, gold in de tijd van ‘pijl
en boog’ als onneembaar. Het bouwmateriaal kwam via de Maas uit de Franse
Ardennen. Dat het kasteel er ruïneus bij ligt komt door de tand des tijds en is
niet veroorzaakt tijdens WO2. We willen het bezoeken, maar het is vandaag
dicht; wat we belachelijk vinden. Ook in deze mening zijn we unaniem.
Het slot is vandaag (helaas) op slot |
Na een kilometer wandelen we langs een huis waarvan de voordeur open staan en waar de ganzen in de tuin rondstruinen. We vragen ons af het de bedoeling is dat het gevogelte voor de nacht naar binnen moet en avonds gezellig op de bank voor de tv zit.
Ganzen in de tuin |
We nemen ons voor om het eerste bankje dat we tegenkomen
te gebruiken voor koffie of thee met een broodje. Maar zoals zo vaak komen we
de eerste kilometers geen bankje tegen. Dat is nou altijd zo. Wanneer je niet
de behoeft hebt om te zitten regent het leuke picknickbankjes langs het pad.
Maar als wij beslissen dat we een bankje aan willen doen stopt het aanbod. Na
een paar kilometer vinden we een geschikt bankje dat, weliswaar in de schaduw,
ons de mogelijkheid biedt om even de druk van de benen te nemen. Het warme weer
staat toe dat we in de schaduw zitten en het uitzicht is fenomenaal.
Een overvloed aan picknickbankjes
We stappen weer op. En dan??? Wat denkt de lezer zelf? Over een afstand van
nog geen kilometer komen we langs drie fraaie picknickbankjes. We lopen er licht
geagiteerd langs.
De natuur laat zich vanmiddag weer van haar mooiste kant
zien. De gele koolzaadvelden steken schril af tegen de donker groene kleur van
de bieten en het licht groengele van het hoog gegroeide loof van de ‘Asparagus
officinalis’; de asperge.
In een klein stukje weiland staan grote paddenstoelen. Daar
gaan we natuurlijk foto’s van maken. De vlezige zwamplanten zijn echter omringd
door tamelijk hoge brandnetels. De mooiste foto’s van paddenstoelen maak je natuurlijk
vanuit kikkerperspectief zodat de fotografen onder ons er niet aan ontkomen dat
ze door de brandnetels worden geprikt. Met jeukende handen worden de foto’s op
de diverse toestellen bekeken. Hein fotografeert met zijn nieuwe iPhone; Tineke
en Jan doen dan op de semi-ouderwetse manier: een fototoestel.
Op de voorgrond staan asperges en in de verte licht het gele koolzaad op |
Eenzaam op de route
Het is, sinds we Montfort zijn gepasseerd, weer heerlijk
rustig op de route. De grote getale wandelaars hebben we ver achter ons gelaten
en de landerijen en de bossen waar we doorheen wandelen zijn weer ‘ons domein’.
Pas als we bijna bij de finishauto zijn wordt het weer drukker. In het kleine
natuurgebiedje “Kranenbroek” ligt een kleine waterplas. Veel inwoners van deze
streek maken hier hun obligate zondagmiddagwandeling met kinderen en hun altijd
irritante honden. Gelukkig is het nu nog maar een klein eindje tot aan de auto.
Het parkeerterrein staat vol met stationcars, stille
getuigen van de familiaire middagwandeling. Wij rijden onze stationcar vlug van
het terrein en spoeden ons naar de startauto in Spik. De rode Ford staat er
gelukkig nog en snel pakken we de bagage over. We willen naar huis; het is nog
dik twee uur rijden eer we thuis zijn. En het wordt al schemerig.
Onderweg, als Jan en Foekje bijna in Zwolle zijn,
ontvangen zij een ‘hapje’ van Hein dat zij gestopt zijn en ergens een ‘appje’
gaan eten. Voor het tweetal maakt Jan thuis in no-time een bord macaroni; een
altijd eenvoudige edoch voedzame maaltijd.
Er staan nog drie etappes op het programma; twee keer
twintig en één van vijftien. We kunnen bijna niet wachten totdat we weer mogen.